Roestmijten

De mijten zuigen aan de onderkant van bladeren cellen leeg. Beschadigde cellen drogen uit en geven bruine roestvlekken aan de onderkant van het blad. De mijten zijn zeer klein en zelfs met en vergrootglas moeilijk waarneembaar.

... Lees meer
2 producten
Foto-tabel Lijst
Sorteer op

Lees verder onder de afbeelding.

Roestmijten

Roestmijten zijn zo klein dat niemand ze ziet. Roestmijten hebben maar twee paar poten terwijl de andere mijtensoorten 4 paar poten hebben. Ze zijn weinig beweeglijk. Ze leven met velen tegelijk tussen de bladhaartjes aan de onderkant van de bladeren.

Echte roestmijten

De roestmijten behoren tot de familie Eriophdae. Binnen deze groep zijn er twee deelgroepen: de echte roestmijten en de galmijten. Beiden komen in de fruitteelt en in de sierteelt regelmatig voor.

We spreken van echte roestmijten omdat deze soorten vrij op de planten leven. Dit in tegenstelling tot galmijten, die dus ook behoren tot de groep van roestmijten maar in de gallen en bladeren van de planten verblijven.

Waar komen roestmijten voor?

De roestmijten worden in grote aantallen aan de onderkant van een blad gevonden, tussen de bladharen.

Roestmijten komen zowel in de fruitteelt als sierteelt voor.

Roestmijten op fruit

Appel en peer wordt het meest getroffen, maar ook kers en druiven zijn gevoelig. De voornaamste roestmijt soorten in de fruitteelt zijn:

  • De pereroestmijt, Epitrimerus piri
  • De kerseroestmijt, Aculus fockeui
  • De appelroestmijt, Aculus schlechtendali
  • De druivenroestmijt, Calepitrimerus vitis

Roestmijten op sierplanten

Courante sierplanten die last kunnen ondervinden van roestmijten zijn:

  • Acer
  • Alnus
  • Carpinus
  • Corylus
  • Fraxinus
  • Ilex
  • Ligustrum
  • Pyrus
  • Quercus
  • Rhododendron
  • Sorbus
  • Syringa
  • Tilia
  • Vaccinium

Levenscyclus van vrijlevende roestmijten

De levenscyclus verschilt een beetje naargelang de soort maar loopt in grote lijnen wel gelijk.

Speciaal aan roestmijten, is dat ze twee types wijfjes hebben:

  • De normale zomerwijfjes die paren met de mannetjes
  • De overwinterende wijfjes of winterwijfjes

Beide soorten wijfjes verschillen zodanig dat je zou denken dat het over twee verschillende insecten gaat.

De winterwijfjes overwinteren in groepen onder de schors, onder de knoppen en knopschubben. Ze leggen na een koude periode eitjes af zonder dat ze vooraf bevrucht zijn. Vroeg in het voorjaar verplaatsen ze zich naar de eerste groene delen van de bomen om zich te voeden met plantensappen.

De eerste generatie zomerwijfjes en mannetjes verschijnt in mei uit de - door de winterwijfjes -afgelegde eitjes. De cyclus van ei tot volwassen mijt neemt maar 1 tot 2 weken tijd in beslag. In de loop van het seizoen vormen zich 6 tot 12 generaties. In de volle zomer kun je echt honderden roestmijten terug vinden aan de onderkant van de bladeren.

Vanaf augustus vormen zich opnieuw winterwijfjes die een beschut plekje gaan zoeken om te overwinteren.

Schade van echte roetsmijten

Doordat de roestmijten zo klein zijn - maar 0.1- 0.2mm groot - en aan de onderkant van de bladeren actief zijn, worden ze pas opgemerkt als er schade is. Door de zuigschade van de honderden roestmijten op één blad, vergeeld het blad in eerste instantie om vervolgens zilverachtig te worden en te verdorren. De aantasting kan zich ook uiten in een roestbruine verkleuring.

Als het fruit wordt aangetast, kenmerkt zich dit aan een verruwing van het fruit, de roesmijten veroorzaken een ruwschilligheid. Dit heeft uiteraard ook invloed op de dikte van het fruit en op de knopvorming voor het jaar nadien.

Bij druiven zien we een afsterving van de groeipuntjes, gedrongen scheuten en meer zijscheuten. Dit resulteert in kleinere trossen.

In de sierteelt veroorzaken de roestmijten bij Robinia, Sorbus en Tilia opgekrulde bladranden en de bladeren verkleuren vaalgrijs. Ook de groeitoppen misvormen.

Roestmijten bestrijden

Wat kan je doen tegen roestmijten?

  • Verwijder losse schorsdelen, dit zijn overwinteringsplaatsen voor de winterwijfjes.
  • Gooi geen stikstof aan je fruitbomen met handelsmeststoffen maar mulch met compost, wormenaarde en grasmaaisel. Meer weten over mulchen?
  • Vernietig altijd het snoeihout als je last hebt van spint in je fruitbomen (zijnde fruitspintmijt, bonenspintmijt, roest- of galmijten)
  • Spuit met geen breedwerkende insecticides, zo kan de roofmijt Typhlodromus pyri zich goed ontwikkelen. Deze roofmijt zorgt van nature voor een biologisch evenwicht in de fruitboomgaarden.
Biologische bestrijding tegen roestmijten

Roestmijten biologisch bestrijden

Naast Typhlodromus pyri is Amblyseius Andersoni een roofmijt die kan ingezet worden tegen roestmijten. Amblyseius andersoni is ook bekend onder de naam Typhlodromus potentillae. Ze komt net als Typhlodromus pyri van nature voor in wijn- en boomgaarden in Zuid- en West-Europa.

Andersoni roofmijten werken zowel tegen roestmijten, galmijten als fruitspintmijten en worden dus buiten uitgezet in de sierteelt en fruitteelt. Deze roofmijten kunnen lage en hoge temperaturen verdragen. De mijten worden actief bij 6 °C - 8 °C, tegelijk met de meeste spintmijten maar verdragen ook een hittegolf tot 40°C.

Daarnaast eten deze roofmijten ook stuifmeel, honingdauw en schimmels. Hierdoor kunnen ze in kleine aantallen ook overleven zonder dat er schadelijke mijten aanwezig zijn.

Biogroei verkoopt roofmijten tegen roestmijten

Je kan de roofmijten Amblyseius andersoni kopen in strooikoker of kweekzakjes. Het verschil?

De strooikoker Andersoni-system bevat volwassen roofmijten en jonge nympfen die zich voeden met de roestmijten. De roofmijten kunnen via bioboxen of koffiefilterzakjes verdeeld worden in de bomen. Alle roofmijten die je uitstrooit gaan onmiddellijk aan de slag.

Andersoni-breeding-system bevat kweekzakjes van dezelfde roofmijten als in de strooikoker. De roofmijten lopen gedurende 5 weken langzaam uit via een voorgeprikt gaatje. Ze komen dus langzamer en geleidelijker vrij dan de roofmijten in de strooikoker. Gebruik 1 kweekzakje per m2 bladoppervlak.

Het eenvoudigst is om de kweekzakjes aan de bladeren te nieten om te vermijden dat ze bij wind op de grond vallen. Na 5 weken zijn de kweekzakjes uitgewerkt en kunnen ze verwijderd worden.