De dropplant, Agastache foeniculum, is van oorsprong niet inheems. Afkomstig van het westen van Noord-Amerika en inheems in Japan, Noord-Korea en China. Ze is bij ons goed ingeburgerd en je vindt ze in veel siertuinen terug. Ze wordt 70 tot 100 cm groot en heeft paarse bloemen. De bloeitijd is van juni tot september. In de volksmond wordt ze ook dropnetel genoemd.
Een vaste plant die haar bladeren verliest bij vorst maar wel winterse temperaturen tot -5°C verdraagt. Bij meer vorst, de planten zeker afdekken met klimaatdoek.
Waar groeit de dropplant het best?
De dropplant groeit het liefst op humusrijke, zandleem of leemgrond. In de winter wil ze geen natte voeten. Ze staat het liefst in de volle zon maar verdraagt ook halfschaduw.
Dropplant zaaien
Het is aangeraden om de dropplant voor te zaaien. Je kan ze ook rechtstreeks in de volle grond zaaien vanaf mei maar de slakken zijn dol op deze anijssmaak van de dropplant waardoor voorzaaien een betere keuze is.
Voorzaaien kan vanaf maart tot mei. Als de plantjes voldoende groot zijn, kan je ze individueel uitplanten in plastic potjes. Agastach houdt niet van warmte, zet de potjes daarom op een lichte, onverwarmde plaats. Zo zijn ze meteen goed afgehard om in mei buiten uit te planten.
Bij het uitplanten kan je de dropplanten beschermen tegen slakken door rond de jonge plantjes slakkenringen te bevestigen. Eénmaal ze voldoende groot zijn, kunnen de anti-slakkenringen worden verwijderd.
Dropplant snoeien
Het snoeien van de dropplant doe je best in het voorjaar. Je mag de plant terugsnoeien tot enkele centimeters boven de grond. Ze gaat van onderuit terug stengels vormen.
In de winter snoeien is niet aan te raden. Er kunnen immers veel insecten schuilen in de droge aren van de dropnetel. Bovendien is de plant beter beschermd tegen vorst als ze ongesnoeid de winter in gaat.
Dropplant en biodiversiteit
Agastache trekt met haar overvloedige bloemaren en lange bloeitijd veel bestuivers aan. Ze is geliefd bij vlinders, hommels en bijen.
Het is een misverstand om te denken dat enkel inheemse planten goed zijn voor de biodiversiteit. De meeste tuinplanten komen van oorsprong uit andere werelddelen. Denk maar aan de alom bekende vlinderstruik, het Amerikaans krenteboompje…Wel belangrijk voor de biodiversiteit is dat je geen planten met gevulde bloemen of steriele bloemen gebruikt omdat ze minder nectar en stuifmeel geven en hommels en bijen er soms ook niet bij kunnen.
Dropplant eetbaar?
De dropplant wordt niet voor niets anijshyssop genoemd. De plant ruikt niet alleen lekker, de bladeren en bloemen zijn eetbaar en hebben een anijsachtige smaak. Er zijn verschillende variëteiten met een ietwat andere bloemkleur en een ander aroma.
Soms meer anijs, soms meer munt, soms iets droppigs en zelfs een vleugje chocolade.
Zowel de blaadjes als bloemen kan je gebruiken in slaatjes of je kan er thee van maken. De blaadjes zijn het lekkerst als je ze voor de bloei plukt. Oudere bladeren kunnen ook gebruikt worden in soepen of wokgerechten.
Dropplant wordt door de Indianen en Chinezen gebruikt als medicinale plant. Er worden zalven van gemaakt tegen wonden en brandwonden. Het wordt op de borst gesmeerd om verkoudheid en hoest te verlichten. En verwerkt tot massageolie om te gebruiken bij artritis en gewrichtspijn.
Ook interessant om te lezen: