De juiste plantenkeuze

De juiste plantenkeuze bevordert de biodiversiteit in je tuin

Hoe klein je tuin ook is, jij kan bijdragen aan meer biodiversiteit door de juiste plantenkeuze te maken! Welke planten zijn interessant voor de biodiversiteit en waarom?

Geur, kleur en vorm van bloemen

De drie componenten waardoor planten, bloemen en struiken gekenmerkt worden zijn hun geur, kleur en vorm. Deze drie componenten die bij planten zeer uiteenlopend kunnen zijn, bepalen welke insecten je gaat aantrekken. Dat lijkt misschien raar maar toch is het zo.

Wij vinden aangenaam geurende bloemen heel fijn. Dat geldt ook voor bijen, hommels en kevers: zij worden aangetrokken tot planten die een zoete nectargeur afscheiden. Een stinkende, rottende geur daarentegen trekt vliegen aan.

Echinacea heeft mooie open enkelvoudige bloem

Bijen, hommels en andere bestuivende insecten worden het meest aangetrokken tot felle kleuren. Vliegen, kevers en nachtvlinders daarentegen neigen meer naar witte bloemen. Zo begrijp je meteen waarom strakke, groene tuinen met enkel wit en groen weinig bijdragen tot meer biodiversiteit.

Belangrijk is ook de vorm van de bloemen. Dit bepaalt hoe gemakkelijk en wie er nectar kan uithalen. Voor buisvormige bloemen hebben de insecten een lange tong nodig om in de bloemen te kunnen. Buisvormige bloemen zullen daarom het meest bezocht worden door vlinders, tenzij het brede buisvormige bloemen zijn zoals bij courgetten en pompoenplanten. Open, enkelvoudige bloemen zijn het meest interessant. Hun nectar en pollen is beschikbaar voor vele insecten omdat ze maar een korte tong nodig hebben om bij het voedsel te komen. Ook bloemen van groenten die zijn opgeschoten zoals bij broccoli of pastinaak trekken massa’s insecten aan.

Niet inheemse parkieten doen zich te goed aan onze sierappeltjes

De aanwezigheid van vlinders zorgt voor rupsen wat op zich weer voedsel levert voor vogels. Dit in combinatie met nestgelegenheid, bessen en zaden zal het vogelaantal enorm doen toenemen. Voor bessen en zaden in je tuin zorg je door wederom de juiste plantenkeuze te maken.

Kruidlaag - struiklaag - boomlaag

Het is de bedoeling dat je je tuin creeërt zoals de natuur het toont. Als je wandelt in een bos, zie je hoge bomen, daaronder vaak een onbegroeiing van struiken en op de grond bodembedekkers. Wat en hoeveel er groeit, is afhankelijk van hoeveel licht de bomen doorlaten.

De drie lagen zijn belangrijk omdat elke laag andere bewoners heeft. De gras en kruidlaag is ideaal voor lopende insecten aan te trekken, terwijl vliegende insecten bosjes en hagen verkiezen. De afwisseling tussen bomen, struiken en kruidachtigen zorgt voor meer insectenleven. Dit maakt de natuur dus weerbaarder en jij krijgt van nature meer nuttige insecten. Meer insecten trekt meer vogels aan die in de hoger struiken en bomen nestgelegenheid vinden.

Door drie lagen in onze tuin te creëren, zorgen we voor meer biodiversiteit. En dat kan in elke tuin, hoe klein die ook is.

De drie lagen even toelichten met wat voorbeelden:

  1. Kruidlaag:
  2. Deze laag omvat gazon, grasland, bloemenweide, bloembollen en alle kruidachtige planten maar eveneens planten die onder bomen en struiken groeien. Enerzijds gaat het dus om lage planten die in volle zon gedijen (in open ruimte) maar tevens over bodembedekkers die in de schaduw groeien. Er is keuze genoeg, je hebt hierin voorjaars-, zomer- en najaarbloeiers. Zorg voor variatie!

    Voorbeelden als onderbegroeiing: Wilde akelei, vrouwenmantel, anemonen, schoenlappersplant, campanula, bosaardbei, sneeuwklokje, Geranium soorten, echte sleutelbloem, maarts viooltje en bosviooltje…

    Voor de open ruimte: tuinkruiden met als meest geliefde plant komkommerkruid (Bernagie) en kaasjeskruid, Astersoorten, Meisjesogen, cosmos, Dianthussoorten, Zonnehoed (Echinacea purpurea), zonnebloemen, Lavendel, kattekruid, teunisbloemen, judaspenning, heide (calluna vulgaris)…

    Tip:In plaats van gewoon gazon te zaaien, kan je kiezen voor een gazonmengsel bestaande uit traaggroeiende grassoorten met 5 % microklaver. Dit is een zeer fijnbladige klaver die zich ontwikkelt onder het gras waardoor je ook met warm weer een mooi gazon hebt. Bovendien vraagt dit gazon minder water en minder maaibeurten.

  3. Struiklaag:
  4. Deze laag omvat kleine en grote struiken maar ook klimplanten behoren bij deze groep. Ze zorgen naast stuifmeel ook vaak voor nestplaatsen voor vogels.

    Voorbeelden: ligustrum vulgare, lonicera, gewone hulst, skimmia, ribes, dwergmispel, kleinfruit zoals aalbessen, kruisbessen, bramen en frambozen. Hazelaar, Cornus-soorten, Kardinaalsmuts, vlinderstruiken, peperboompje….

  5. Boomlaag:
  6. Deze laag bevat kleine bomen zoals heggen, struwelen, allerlei fruitbomen evenals hoge bomen die we in ons landschap terug vinden in bossen, parken, lanen en grote tuinen. Bloeiende hoge bomen zijn essentieel voor de bijenpopulaties in stand te houden, ze leveren massa’s stuifmeel op. O.a. wilg, prunus, lindebomen, paardekastanje, esdoorn leveren veel stuifmeel.

Het aantal planten en heesters dat in aanmerking komt voor een biodiverse tuin is zeer uitgebreid en kan hier niet als dusdanig aan bod komen.

Algemene richtlijnen bij het kiezen van sierplanten

20 soorten per tuin is een absolute minimum, voor minder moet je niet gaan!

Kies zoveel als mogelijk voor inheemse planten en kies liefst voor enkelvoudige, fel kleurende bloemen.

Plant aan in functie van de bloei. Zorg dat je het hele jaar rond stuifmeel hebt in je tuin! Pollen en nectar is namelijk voedsel voor vele nuttige insecten zoals zweefvliegen, gaasvliegen en roofwantsen. Ook lieveheersbeestjes voeden zich in het jaar en net na de winter met stuifmeel en nectar omdat de bladluizen dan schaars zijn.

Plant aan in functie van de bessen en zaden opbrengst: dit is zeer belangrijk om vogels en kleine zoogdieren aan te trekken. Struiken en bomen die bessen dragen, zijn dubbel interessant. In het voorjaar hebben ze stuifmeel, in de najaar en soms zelfs in de winter hebben ze bessen en vruchten. Voorbeelden hiervan zijn fruitbomen, Drents krentenboompje (Amelanchier), Dwergmispel, Gelderse roos, Gewone liguster, Hazelaar, Sleedoorn…

Kies je planten in functie van je omgeving. Een stedelijke omgeving zal meer voor gevel- en dakbeplanting vragen. In dorpen kiezen we planten die een natuurlijk geheel vormen met de landelijke omgeving. Houd ook rekening met je grondsoort.

Snoei de sierplanten niet voor de winter maar na de winter, ze bieden een natuurlijke nestgelegenheid voor vele insecten.

Zorg hoe dan ook voor een verwilderd hoekje waar echte wilde planten die van nature goed bij je gedijen, kunnen groeien. Elke bodem die niet bedekt wordt, toont de typische pioniersplanten. Misschien vind je ze niet mooi maar ze zijn alleszins erg belangrijk voor de biodiversiteit!