Andersoni-breeding-system bestaat uit 250 kweekzakjes. Bij het uithangen bevat ieder kweekzakje ongeveer 250 Amblyseius andersoni roofmijten in een substraat van zemelen en voedingsmijten.
Het kweekzakje begint uit te lopen rond de datum die op het zakje gedrukt staat. Je ontvangt de zakjes enkele dagen tot een week vooraleer de roofmijten beginnen uit te lopen. Houd hiermee dus rekening als je de kweekzakjes bestelt. De zakjes lopen gedurende 5 weken uit en elk kweekzakje porduceert een duizendtal roofmijten. De roofmijten kunnen het kweekzakje verlaten via een voorgeprikt gaatje in het waterafstotend papier van het zakje en verspreiden zich via deze weg over de planten. Het voorgeperforeerd gaatje NIET verder openen, anders zal de kweek in het zakje uitdrogen.
Hoeveel kweekzakjes moet ik uithangen?
Hang 1 kweekzakje per vierkante meter. Indien nodig herhaal dit na 6 weken om een continue verspreiding van Amblyseius andersoni roofmijten in het gewas te verzekeren.
Waar Andersoni roofmijten gebruiken?
Andersoni roofmijten kunnen zowel in de groenteteelt, de sierteelt, de fruitteelt en boomkwekerijen gebruikt worden, zowel dus binnen als buiten toegepast worden. Ze zijn actief bij temperaturen tussen 6°C en 40°C.
Roofmijten tegen spint, gal- en roestmijten
De roofmijt Amblyseius andersoni voedt zich met verschillende soorten mijten zoals spint-, gal- en roestmijten. De voornaamste prooimijten zijn o.a.: bonenspint (Tetranychus urticae), fruitspintmijt (Panonychus ulmi), appelroestmijt (Aculus schlechtendali) en buxustopmijt (Eriophyes canestrinii).
Spintmijten komen op een groot aantal waardplanten voor waar ze veel schade kunnen aanrichten. Bij aantasting verkleuren de bladeren en later ontstaan er webben. Naast de esthetische schade veroorzaakt spint ook groeiremming.
Gal- en roestmijten zijn minuscuul en amper waarneembaar onder een gewone loep. Roestmijten veroorzaken bruinverkleuringen van de bladeren en galmijten creëren misvormingen. Bij het waarnemen van zulke schadebeelden zijn er meestal al heel wat plaagmijten aanwezig.
Roofmijt
De roofmijt is een inheemse soort in Zuid- en West-Europa en komt van nature voor in verschillende biotopen zoals wijn- en boomgaarden. De mijten worden actief bij 6 °C - 8 °C, tegelijk met de meeste spintmijten. Amblyseius andersoni voedt zich niet alleen met deze schadelijke mijten, maar ook met trips, stuifmeel, honingdauw en schimmelsporen. Hierdoor kunnen ze bij afwezigheid van spint in kleine aantallen in het gewas overleven en zo een uitbraak van een plaag voorkomen.